Het 32.000 ton wegende vliegdekschip dreef al drie maanden voor de kust sinds Turkije het de toegang weigerde om daar gesloopt te worden omdat het een gevaar voor het milieu vormde en het schip werd teruggesleept naar Brazilië.

Het vliegdekschip werd vrijdag laat gesloopt in een "gepland en gecontroleerd zinken", zei de marine in een verklaring, waardoor "logistieke, operationele, ecologische en economische verliezen voor de Braziliaanse staat worden voorkomen".

De romp van de Sao Paulo werd tot zinken gebracht in de Braziliaanse wateren met rechtsbevoegdheid 350 kilometer uit de kust waar de zee 5.000 meter diep is, een locatie die werd gekozen om de gevolgen voor de visserij en de ecosystemen te beperken, aldus de marine.

Federale openbare aanklagers en Greenpeace hadden de Braziliaanse regering gevraagd het zinken te stoppen, omdat het "giftig" zou zijn vanwege gevaarlijke materialen, waaronder 9 ton asbest dat in de betimmering wordt gebruikt.

Het vliegdekschip van de Clemenceau-klasse diende vier decennia lang als de Foch en kon 40 oorlogsvliegtuigen vervoeren.

Volgens defensiedeskundige en voormalig congresmedewerker voor buitenlands beleid Pepe Rezende werd het vliegdekschip in 1998 door de Braziliaanse marine gekocht voor slechts 12 miljoen dollar, maar moest het voor 80 miljoen dollar worden opgeknapt.

Nadat het schip was ontmanteld, kocht het Turkse scheepsrecyclingbedrijf Sök Denizcilik Tic Sti de romp voor 10,5 miljoen dollar, maar moest het terugslepen over de Atlantische Oceaan toen Turkije de toegang tot zijn scheepswerf verbood.

De Braziliaanse marine zei het bedrijf te hebben gevraagd het schip op een Braziliaanse scheepswerf te repareren, maar nadat bij inspectie bleek dat het schip water opnam en dreigde te zinken, verbood de marine het schip de Braziliaanse havens binnen te varen. Vervolgens besloot de marine de Sao Paulo op volle zee tot zinken te brengen.

De wettelijke vertegenwoordiger van het bedrijf in Brazilië, Zilan Costa e Silva, verklaarde dat de verwijdering van het schip de verantwoordelijkheid van de Braziliaanse staat was krachtens het Verdrag van Bazel van 1989 inzake de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen.