De Slowaakse premier Robert Fico is woensdag neergeschoten en gewond geraakt en is daarmee de laatste Europese leider die het doelwit is geworden van een moordaanslag.

Volgens Slowaakse media was de schutter een 71-jarige man, maar het motief was niet meteen duidelijk.

Hoewel er de afgelopen 50 jaar relatief zelden moordaanslagen zijn gepleegd op leiders in Europa, zijn een aantal prominente Europese politici de afgelopen decennia het doelwit geweest van aanslagen.

Hieronder staan enkele van de meest in het oog springende gevallen.

ANNA LINDH, 2003

De Zweedse minister van Buitenlandse Zaken en vooraanstaand sociaaldemocratisch politica Anna Lindh raakte dodelijk gewond bij een steekpartij in een warenhuis in het centrum van Stockholm in september 2003. De aanvaller werd twee weken later aangehouden en veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf.

ZORAN DJINDJIC, 2003

De Servische premier Zoran Djindjic werd in maart 2003 vermoord in Belgrado, Servië. Djindjic was een pro-Westerse politicus die de afzetting van autocraat Slobodan Milosevic in 2000 had geleid.

JACQUES CHIRAC, 2002

De Franse president Jacques Chirac overleefde in juli 2002 een moordaanslag nadat een aanvaller een schot op hem loste, maar miste toen hij op Bastille Day troepen aan het inspecteren was.

PIM FORTUYN, 2002

Fortuyn, een bekende Nederlandse politicus die kritisch stond tegenover immigratie en de islam, werd in mei 2002 vermoord, negen dagen voor de algemene verkiezingen. Hij werd doodgeschoten door een dierenrechtenactivist.

WOLFGANG SCHAUBLE, 1990

De Duitse politicus Wolfgang Schauble raakte gedeeltelijk verlamd nadat hij drie keer was neergeschoten tijdens een verkiezingscampagne slechts enkele dagen na de Duitse hereniging in 1990.

Hij werd 50 jaar lang lid van het Duitse parlement. Hij overleed vorig jaar.

OLOF PALME, 1986

De Zweedse sociaaldemocratische premier Olof Palme werd in februari 1986 vermoord op een straat in het centrum van Stockholm toen hij met zijn vrouw naar huis liep na een avondje bioscoop. De verdachte, die in 1988 werd veroordeeld, werd uiteindelijk in hoger beroep vrijgesproken.

MARGARET THATCHER, 1984

De Britse premier Margaret Thatcher, ook wel de "Iron Lady" genoemd, ontsnapte ternauwernood aan een enorme explosie in een hotel waar ze verbleef in Brighton, Engeland. Een lang uitgestelde bom was in het hotel geplaatst door leden van het Ierse Republikeinse Leger (IRA) in de aanloop naar het congres van de Conservatieve Partij.

Bij de ontploffing kwamen vijf mensen om het leven.

PAUS JOHN PAUL II, 1981

De in Polen geboren paus werd in mei 1981 neergeschoten op het Sint-Pietersplein in het hart van Vaticaanstad. Met twee schotwonden hield hij stand en enkele jaren later vroeg en kreeg zijn aanvaller gratie van de Italiaanse president Carlo Ciampi.

ALDO MORO, 1978

De voormalige premier en voorzitter van de Italiaanse Christen-Democraten Aldo Moro werd in maart 1978 ontvoerd door leden van de extreem-linkse militante groep de Rode Brigades, die de vrijlating van gevangenen eisten in ruil voor zijn vrijlating. Ongeveer twee maanden later werd hij dood aangetroffen in de bagageruimte van een auto.

LUIS CARRERO BLANCO, 1973

Kort nadat hij premier van Spanje was geworden in de laatste jaren voor de dood van de rechtse dictator Francisco Franco, werd Luis Carrero Blanco gedood bij een bomaanslag in een straat in Madrid door de Baskische nationalistische militante groep ETA.