Energie: in een week tijd heeft olie de prijsstijging van september volledig uitgewist. Met andere woorden, de olieprijzen zijn in slechts vijf sessies met 10 % gedaald, belast door de sterkte van de dollar en de stijgende obligatierendementen. Wat de fundamentals betreft, hield de OPEC+ vorige week een online vergadering (genaamd JMMC, voor Joint Ministerial Monitoring Committee) met als doel de omstandigheden op de oliemarkten te bespreken. Na de vergadering kwamen geen grote veranderingen aan het licht, Saoedi-Arabië en Rusland zijn van plan hun productiebeperkingen ten minste tot het einde van het jaar te handhaven. Vrijdag werd een vat Brent verhandeld rond de 84 USD, tegen 82 USD voor WTI.

Maar dat was zonder een plotselinge opleving van de spanningen in het Midden-Oosten gerekend. De aanval van Hamas op Israël heeft oude demonen weer wakker gemaakt. Brent steeg weer boven de 87 USD en WTI noteert weer rond de 85,60 USD. Op korte termijn is de confrontatie ten oosten van de Middellandse Zee de belangrijkste bepalende factor voor de prijzen, vooral na beschuldigingen dat Iran de drijvende kracht achter de aanval zou zijn.

Metalen: de stijging van de dollar heeft niet alleen ravage aangericht op de oliemarkt, ook de metalen zijn getroffen. Het bewijs hiervan is dat de koperprijs vijf opeenvolgende sessies van dalingen heeft doorgemaakt en rond 7.800 USD noteert aan de LME. Dezelfde dynamiek voor aluminium (2.200 USD) en zink (2.450 USD). Naast de sterkte van de dollar zijn de laatste Chinese gegevens gemengd, met name de Caixin Manufacturing van september, die weliswaar in de expansiezone bleef (op 50,6 punten) maar onder de verwachtingen (51,1 punten). Wat edelmetalen betreft, verandert het refrein lichtjes. Na te zijn verpletterd door de stijging van de obligatierendementen, herstelt goud zich sinds dit weekend, dankzij de gestegen risicoaversie. De laagste goudprijs van vorige week lag rond 1.812 USD. Het edelmetaal steeg maandag naar 1.850 USD.

Landbouwproducten: het Amerikaanse ministerie van landbouw heeft zijn schattingen voor de nationale maïsvoorraden naar beneden bijgesteld. Dat volstond om de maïsprijzen in Chicago te ondersteunen, die zijn gestegen tot 498 cent per bushel. Tarwe daarentegen bleef stilstaan op 574 cent.