(ABM FN-Dow Jones) De winstwaarschuwing die AkzoNobel afgelopen dinsdag gaf, was gezien de analistencommentaren die daarop volgden geen heel grote verrassing.

Wel zagen de analisten zich genoodzaakt om hun ramingen, die toch al onder de doelstelling voor 2023 van het Amsterdamse bedrijf zelf lagen en ook achterbleven bij de verwachtingen voor het tweede kwartaal, aan te passen.

Jefferies is van mening dat de winstwaarschuwing het fundamentele probleem bij AkzoNobel blootlegde, namelijk de vraag in de eindmarkt voor een duurzame groei. Een bedrijf kan aan de kostenknop draaien wat het wil, maar als de vraag niet voor duurzame groei zorgt, schiet de firma met die kostenrationaliteiten weinig op.

De doelstelling van AkzoNobel voor een EBITDA van 2 miljard euro in 2023 kwam volgens Jefferies steeds verder buiten bereik te liggen, hoewel door het bedrijf niet was gesteld dat dit autonoom moet worden gerealiseerd. Jefferies raamde in de analyse van afgelopen vrijdag een 19 procent lagere EBITDA dan AkzoNobel, terwijl de consensus daar 7 procent onder lag.

Wat overeind bleef was het vermogen van AkzoNobel de hogere kosten door te berekenen in de prijzen voor klanten. Op het moment dat de grondstofprijzen stabiliseren, zal dat de nodige ruimte bieden voor een betere marge, meent Jefferies.

De waarschuwing

AkzoNobel waarschuwde woensdag dat de operationele winst (EBITDA) in het segment decoratieve verven circa 50 miljoen euro lager zal uitvallen dan eerder voorzien nu het klusseizoen in Europa maar traag op gang kwam, en de coronamaatregelen in China drukten de winst met nog eens 40 miljoen euro. Dat zou een EBITDA in het tweede kwartaal betekenen van circa 250 miljoen euro, waar de markt als geheel rekening hield met 342 miljoen euro.

In de tweede helft wil het bedrijf verder aan die kostenknop draaien en het werkkapitaal optimaliseren. 

Juni was overigens voorlopig nog een best aardige maand, aldus de vennootschap uit Amsterdam. De volumes in de Europese markt voor decoratieve verven en in China verbeterden inmiddels.

Jefferies schreef dinsdag meteen dat deze, de facto winstwaarschuwing, stevig aan de maat was. De bank wees op de Vara-consensus van een kwartaalresultaat van 342 miljoen euro en waarschuwde dat de analistenconsensus mogelijk met circa een kwart neerwaarts moet worden bijgesteld. Voor het resultaat in heel 2022 betekende dit volgens Jefferies een risico van 7 procent.

Woensdag volgde Deusche Bank. De bank benadrukte de tegenvallende gang van zaken in het tweede kwartaal, maar zei de terughoudendheid van de onderneming geen heel grote verrassing te vinden. Deutsche Bank zat met de taxaties voor de EBIT zelf al 10 procent onder de analistenconsensus.

De dag erop trad ING naar buiten. De bank merkte op dat de doelstelling van AkzoNobel voor de aangepaste EBITDA voor 2023 nog altijd op 2,0 miljard euro staat, een niveau dat ING pas in 2024 in beeld ziet komen, terwijl de consensus voor 2023 voorlopig 1,9 miljard euro aanhield. Daarbij wees ING nog subtiel op een verschil in formulering door het bedrijf, die nu iets minder stellig oogt.

In Zwitserland hadden de kenners van Credit Suisse het persbericht uiteraard ook bekeken en het commentaar van het bedrijf erop even laten bezinken. De taxaties voor het bedrijfsresultaat (EBIT) werden voor dit jaar en de komende twee jaren op donderdag met gemiddeld 4 procent verlaagd. Deze bank zat nog altijd 4 procent boven de analistenconsensus voor 2023, maar wel 8 procent onder de 2 miljard euro aan EBITDA die Akzo zelf voor ogen had staan. Credit Suisse ziet overigens nog altijd een redelijke kans dat Akzo de eigen doelstelling haalt, als de grondstofkosten maar dalen en Akzo de prijsverhogingen naar zijn klanten weet vast te houden.

Dat was nu precies het houvast dat Jefferies dus ook al zag: het vermogen van AkzoNobel de hogere kosten door te berekenen in de prijzen voor klanten. Het bedrijf had dinsdag voor alle zekerheid nog maar eens aangegeven in het tweede kwartaal op schema te liggen prijzen te bedingen die 14 tot 16 procent hoger lagen dan de markt had ingecalculeerd. Op het moment dat de grondstofprijzen stabiliseren, biedt dat dus perspectief voor margeverbetering.

Zo geformuleerd zag het er allemaal wat gemengd uit: dat een bedrijf even moest waarschuwen voor de resultaatvorming, omdat de Europese burger het nog rustig aandoet met klussen, mag dan even schrikken zijn, de analisten hadden op voorhand toch al wat twijfels, gezien de taxaties daar en wellicht komt het in de tweede jaarhelft wel weer goed als de kosten voor grondstoffen gaan dalen. 

De vraag is, of dit ook gebeurt. Tot nog toe lijkt het daar niet op.

De analisten verlaagden zonder uitzondering hun koersdoelen, maar lieten de beleggingsadviezen intact. Jefferies verlaagde het koersdoel van 84,00 naar 77,00 euro, Deutsche Bank van 97,00 naar 90,00, ING van 105,00 naar 92,00 en Credit Suisse van 105,00 naar 93,00 euro.

UBS deed niets met het koopadvies, dat is gebaseerd op de aannames dat de grondstofprijzen gunstiger worden en daarnaast hoger dan verwachte volumes in de tweede helft van het jaar. De bank zag ook geen reden het koersdoel van 100,00 euro aan te passen. Mocht er verder geen sprake zijn van significante kostenreducties en de tweede helft van het jaar de volumes niet verslechteren, dan zou de schade voor het EBIT tot ongeveer 7 procent beperkt blijven.

Aan het einde van de week drong zich wellicht wel de vraag op wat de timing van het persbericht bepaalde. Juni was immers volgens AkzoNobel eigenlijk best een aardige maand, tot dusverre.  Blijkbaar zat de 'pijn' in april en mei en werd ingeschat dat juni niet in staat zou zijn dit goed te maken.

Het aandeel AkzoNobel sloot op vrijdag 67,42 euro. Dat komt neer op een weekverlies van ruim 10 procent. De AEX daalde echter ook bijna 7 procent.

© ABM Financial News; info@abmfn.nl; Redactie: +31(0)20 26 28 999; Disclaimer