Is dit het einde van een lange en moeizame cyclus voor de Europese banken, die al vijftien jaar chronisch onderpresteren sinds de grote financiële crisis van 2008, omdat ze gevangen zitten in kwakkelende economieën, te lage rentes en te hoge eisen van de toezichthouder?

Of is dit het begin van een nieuw tijdperk, nu hun kapitaalratio's door laatstgenoemde als bevredigend worden beschouwd, de rentes aanzienlijk stijgen en de economieën van het oude continent zo diep zijn gevallen dat ze alleen nog maar kunnen opveren? De vraag blijft open en moeilijk te beantwoorden, vooral omdat er nergens in Europa tekenen van herstel zijn.

Zeker, op de beurs zijn de koersen van bankaandelen gestegen naar hun hoogste niveau in tien jaar, met name spectaculaire stijgingen in het geval van Duitse of Italiaanse banken waarvan de situatie enkele jaren geleden nog als hopeloos werd beschouwd. Zie in dit verband Commerzbank: bladzijde omgeslagen en Unicredit: sterbankier, schitterende resultaten.

De heropleving van de waarderingen biedt echter een gemengd beeld. Dat is goed te merken bij de twee eerder genoemde voorbeelden. Unicredit wordt momenteel gewaardeerd tegen 1,1 keer zijn tastbare eigen vermogen en een tienjaarsgemiddelde van 0,5; Commerzbank tegen 0,9 keer zijn tastbare eigen vermogen en een tienjaarsgemiddelde van 0,4. Bij de andere reuzen van de sector zien we dit nog niet.

Zo bleven HSBC en Banco Santander deels gespaard van de problemen in Europa dankzij hun sterke aanwezigheid in respectievelijk Azië en Noord- en Zuid-Amerika, en worden momenteel gewaardeerd tegen 1,1 keer hun tastbare eigen vermogen en een tienjaarsgemiddelde van 0,9. Eerder dan een heropleving zien we bij deze banken een relatieve stabiliteit.

BNP Paribas wordt gewaardeerd tegen 0,6 keer zijn tastbare eigen vermogen, een trapje onder zijn tienjaarsgemiddelde, terwijl Crédit Agricole precies op zijn gemiddelde zit en tegen 0,8 keer zijn tastbare eigen vermogen gewaardeerd staat. Barclays op zijn beurt vertoont slechts een zeer bescheiden vooruitgang, met een waardering van 0,7 keer zijn tastbare eigen vermogen en een tienjaarsgemiddelde van 0,5.

Met uitzondering van Citigroup is het contrast natuurlijk opvallend met de grote Amerikaanse banken. Bank of America wordt gewaardeerd tegen 1,7 keer zijn tastbare eigen vermogen; JPMorgan en Wells Fargo tegen respectievelijk 2,7 en 1,8 keer hun tastbare eigen vermogen; US Bancorp houdt vast aan het veelvoud van 2 keer zijn tastbare eigen vermogen, iets wat de waardering van de bank al tien jaar definieert.

Zie in dit verband Citigroup Inc.: de delicate oefening van Fraser, JPMorgan Chase & Co.: gemengd jaar maar recordwaardering en US Bancorp: signalen om in de gaten te houden. De opleving is vergelijkbaar in het segment van de investeringsbanken, zoals we onlangs bespraken in Jefferies Financial Group Inc.: een grand cru 2024 voor de zakenbank.

Optimistische beleggers die wedden op een inhaalslag van de bankinstellingen aan deze kant van de Atlantische Oceaan wijzen op de winstgevendheidsdynamiek. De Europese banken hebben immers de neiging om aanzienlijk te verbeteren en geleidelijk terug te keren naar dubbelcijferige gebieden. Ook al is er sprake van stagnatie of zelfs een lichte achteruitgang in vergelijking met hun Noord-Amerikaanse tegenhangers.

UBS verwacht dat de Europese banken in totaal 123 miljard € zullen teruggeven aan hun aandeelhouders voor het fiscale jaar 2024. Veertig procent van dat bedrag zal worden uitgekeerd door – in volgorde – HSBC, BNP, Intesa Sanpaolo, Unicredit en ING Groep. Onderaan de lijst ontbreken Crédit Agricole en Deutsche Bank op het podium; samen zouden ze minder kapitaal aan hun aandeelhouders teruggeven dan het Spaanse BBVA.