Brightstar Resources Limited kondigde resultaten aan van een uitbreidings RC-boorgat dat de omvang van de zone 1-uitloper bij CTW onderzoekt, gelegen 33 km ten noorden van Laverton township in de Laverton Gold belt van West-Australië. Bespreking van de resultaten: De doorsnijding van de ertsvoorraad van CTW met deze laatste boring brengt de geïnterpreteerde lengte van de Zone 1-uitloper op ten minste 400 m langs de strekking en identificeert mineralisatie in een gebied dat voorheen slechts oppervlakkig werd getest en waarvan werd aangenomen dat het weinig metaal bevatte. Verdere boringen zullen nodig zijn voordat een nauwkeurige vorm van de uitgebreide uitloper kan worden vastgesteld en de oriëntatiekenmerken kunnen worden gebruikt voor verdere exploratie.

Bespreking van de goudmineralisatie: Dit snijpunt geeft het onaangeboorde potentieel aan dat over de gehele lengte van de structuur op diepte aanwezig blijft. De eerdere boringen op dit punt van de ertslaag wezen niet op veel potentieel in de ondiepe delen van het systeem, maar een beter begrip van de controle over de mineralisatie door aanvullende boringen en geologische interpretatie maakte een nauwkeurige planning van uitbreidingsboringen mogelijk, gericht op een nog niet eerder onderkende neerwaartse positie. Volgende stappen: Aangezien de oriëntatie van de lodes in het project zowel in staak als in dal varieert, zal het noodzakelijk zijn om alle potentiële doelen in voldoende mate aan te boren om te voorkomen dat er mogelijkheden zijn voor verdere mineralisatie in offset of splayed posities.

Verdere boringen zullen ook nodig zijn om monsters en gegevens te leveren voor metallurgisch en geotechnisch onderzoek om het project te laten uitgroeien tot een minerale reserve en mogelijke mijnbouwactiviteiten. Tijdens de recente herziening van de gegevens na de publicatie van de nieuwste CTW MRE is een nieuwe interpretatie van de potentiële oriëntatie van de hoofdader van CTW ontwikkeld. Deze interpretatie wijst op het feit dat de offset-lode naast het noordelijke uiteinde van de noordelijke put bijna direct langs de staking van de oriëntatie van de lodes van de zuidelijke put ligt, terwijl de lodes van de noordelijke put meer NNW draaien.

Deze interpretatie kan verklaren waarom de noordelijke kuilen over het algemeen zwakker zijn in kwaliteit en omvang dan de zuidelijke kuilen (minder optimale oriëntatie/doodlopende splay) en een pad bieden voor de mineralisatie naar de meer oostelijke positie die eerder werd aangetroffen. Deze interpretatie opent ongeveer 400 m slecht of niet geteste strekking van de hoofdlodenstructuur. Toekomstige boorprogramma's zullen worden ontworpen om deze geologische theorie te testen.