De kerninflatie in de Japanse hoofdstad is in december voor de tweede maand op rij vertraagd, zo bleek dinsdag uit gegevens, waardoor de druk op de centrale bank om snel een einde te maken aan het ultraliberale monetaire beleid, enigszins is afgenomen.

De inflatiegegevens uit Tokio, die nauwlettend in de gaten worden gehouden als voorlopende indicator van landelijke prijstrends, behoren tot de belangrijkste factoren die de Bank of Japan (BOJ) onder de loep zal nemen tijdens de volgende beleidsbepalende vergadering op 22 en 23 januari.

De kernindex van de consumentenprijzen (CPI) in Tokio, waarin de volatiele verse voedingsmiddelen niet zijn opgenomen, maar wel de brandstofkosten, steeg in december met 2,1% ten opzichte van een jaar eerder, zo bleek uit overheidsgegevens. Dit volgde op een stijging van 2,3% in november.

De zogenaamde "kernindex", die de prijzen van vers voedsel en brandstof weglaat en die door de BOJ nauwlettend in de gaten wordt gehouden als graadmeter voor bredere prijstrends, steeg in december met 3,5% na een stijging van 3,6% in november, zo bleek uit de gegevens.

Nu de inflatie al meer dan een jaar boven de 2% inflatiedoelstelling van de BOJ ligt, verwachten veel marktspelers dat de bank ergens dit jaar zal beginnen met het afbouwen van haar massale stimuleringsmaatregelen.

De gouverneur van de BOJ, Kazuo Ueda, heeft benadrukt dat het beleid ultraloos soepel moet blijven totdat de recente kostenopdrijvende inflatie is vervangen door een vraaggestuurde prijsstijging die wordt ondersteund door solide loonstijgingen.

De BOJ blijft een dovish buitenbeentje onder wereldwijde collega's en heeft een ultra-loose beleid gehandhaafd, zelfs terwijl centrale banken elders de rente agressief hebben verhoogd en hoog hebben gehouden om inflatierisico's af te wenden. (Verslaggeving door Leika Kihara en Tahiko Wada; Bewerking door Neil Fullick en Jamie Freed)