De resultaten van het derde kwartaal, vrijdag gepubliceerd, zullen deze trend niet omkeren. De verkoop is gedaald en de nagestreefde ebitdamarge - al niet bijzonder ambitieus - is opgegeven. In de huidige staat blijven de kolossale uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling van het Zweedse bedrijf een bodemloze put.

Drie jaar geleden, na een lange periode van onderprestaties, dachten we dat het moment van Ericsson eindelijk was aangebroken dankzij de eerste uitrol van 5G en de uitsluiting van Huawei uit de Europese en Amerikaanse markten (lees hier ons artikel over Nokia).

Helaas zorgt de financiële situatie van de operators voor vertraging in deze verwachtingen. In de Verenigde Staten zitten ze tot aan hun nek in de schulden. In Europa kunnen ze, vanwege een veel te gefragmenteerde markt, de prijsverhogingen die nodig zijn voor de financiering van een nieuwe investeringscyclus niet doorvoeren.

In 2021 werd voor de overname van Vonage grof geld (teveel) betaald. Niet geheel verrassend boekt Ericsson dit kwartaal een afschrijving van 2,9 miljard dollar in verband met de transactie. Het ziet er allemaal niet iet goed uit, vooral in de nasleep van het schandaal rond de betaling van steekpenningen aan de Islamitische Staat in Irak.

Het is niet de eerste keer dat Ericsson het doelwit is van het Amerikaanse ministerie van justitie. Er waren eerder al corruptiezaken in Djibouti, Indonesië en China. Sommigen suggereren dat dit een strategie is om de Zweedse onderneming - eigenaar van zeer strategische kennis - te destabiliseren, met het activistische fonds Cevian als Trojaans paard.

Vorig jaar werden de marktaandeelwinsten tenietgedaan door inflatie. Dit jaar belooft ook teleurstellend te zijn: in de eerste negen maanden verbrandt het Zweedse bedrijf geen cash – alvast een goed begin - maar het verdient er ook niets aan.