Zentalis Pharmaceuticals, Inc. kondigt preklinische gegevens aan die CCNE1 amplificatie en/of Cyclin E1 expressie ondersteunen als een potentiële marker voor de aanrijking van patiëntenpopulaties voor behandeling met azenosertib, de potentieel eerste Wee1-remmer productkandidaat van de onderneming. Deze nieuwe preklinische gegevens tonen aan dat azenosertib in vitro kankerceldood veroorzaakt in tumorcellen met een Cycline E1-gehalte en de groei van tumormodellen met een Cycline E1-gehalte aanzienlijk afremt. De bevindingen worden 17 april 2023 gepresenteerd tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de American Association for Cancer Research (AACR), op een poster met de titel oCycline E1-eiwitoverexpressie maakt eierstokkankercellen gevoelig voor azenosertib (ZN-c3), een nieuwe, selectieve en oraal biobeschikbare remmer van Wee1.o In het onderzoek werden gegevens geanalyseerd van een panel van door patiënten afgeleide eierstokkankercellijnen in vitro en in vivomodellen van eierstokkanker.

De resultaten tonen aan dat een hoge expressie van Cycline E1-eiwit significant geassocieerd is met gevoeligheid voor azenosertib, en dat kunstmatige overexpressie van Cycline E1 in cellijnen met weinig endogene Cycline E1-expressie deze cellen gevoelig maakt voor azenosertib. Bovendien verschaft de studie fundamentele details over de mechanistische basis van Cyclin E1-gevoeligheid voor Wee1-remming, waaronder dat Cyclin E1-overexpressie resulteert in accumulatie van biomarkers voor replicatiestress en dat de gevoeligheid voor azenosertib wordt gemedieerd door CDK2-activiteit. De studie levert ook ondersteunende gegevens voor verschillende relevante standaard chemotherapiecombinaties op basis van in vitro synergietests en suggereert dat expressie van Cyclin E1 een relevante klinische voorspellende marker is.

De Vennootschap voert een analyse uit van het CCNE1-kopiegetal en de expressie van het Cyclin E1-eiwit in haar Fase 1b-studie van azenosertib in combinatie met chemotherapie bij patiënten met platina-resistente eierstokkanker. De Vennootschap verwacht deze klinische gegevens nu in de eerste helft van 2023 te delen, eerder dan de oorspronkelijke guidance.