De zaak ging over een moslimvrouw die te horen kreeg dat ze geen hoofddoek mocht dragen toen ze solliciteerde voor een stage van zes weken bij een Belgisch bedrijf.

Het bedrijf zei dat het een neutraliteitsregel hanteert, wat betekent dat er geen hoofdbedekking is toegestaan op het bedrijfsterrein, of het nu een pet, muts of sjaal is. De vrouw legde haar klacht voor aan een Belgische rechtbank, die vervolgens advies vroeg aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU).

Het in Luxemburg gevestigde HvJEU zei dat een dergelijk verbod geen directe discriminatie mag inhouden.

"De interne regel van een onderneming die het zichtbaar dragen van religieuze, filosofische of spirituele tekens verbiedt, vormt geen directe discriminatie als deze op algemene en ongedifferentieerde wijze op alle werknemers wordt toegepast," aldus de rechters.

Het HvJEU heeft vorig jaar gezegd dat bedrijven in de EU werknemers onder bepaalde voorwaarden kunnen verbieden om een hoofddoek te dragen, als ze dat nodig hebben om een neutraal beeld uit te stralen naar klanten.

In Duitsland zijn hoofddoekverboden voor vrouwen op het werk al jaren omstreden, vooral met betrekking tot aankomende leraren op staatsscholen en rechters in opleiding.

Frankrijk, waar de grootste moslimminderheid van Europa woont, verbood in 2004 het dragen van islamitische hoofddoeken op openbare scholen.