Het ijsmerk zei dat de verkoop van zijn zoete lekkernijen op de bezette Westelijke Jordaanoever "onverenigbaar" was met zijn waarden.

In de rechtszaak, die bij een federale rechtbank in New York werd ingediend, staat dat het bestuur van Ben & Jerry's onafhankelijk is gebleven om zijn integriteit te beschermen toen Unilever de ijsmaker in 2000 overnam.

En dat de verkoop van het bedrijf aan Avi Zinger's American Quality Products, zijn vroegere langdurige Israëlische licentiehouder, de integriteit van het merk dreigde te ondermijnen.

De rechtszaak vroeg om een verbod op de verkoop, die vorige week werd aangekondigd, om "het merk en de sociale integriteit te beschermen die Ben & Jerry's tientallen jaren heeft opgebouwd".

In een verklaring zei Unilever dat het het recht had om het betwiste bedrijf te verkopen en dat de transactie reeds gesloten was.

De controverse begon een jaar geleden, toen Ben & Jerry's zei dat het de verkoop op de bezette Westelijke Jordaanoever en delen van Oost-Jeruzalem zou beëindigen, en de banden met Zinger zou verbreken.

Israël veroordeelde de stap en sommige Joodse groepen beschuldigden het bedrijf van antisemitisme.

Oprichters Ben Cohen en Jerry Greenfield, die niet langer bij de activiteiten van het bedrijf betrokken zijn, schreven toen in de New York Times dat zij Israël steunden, maar gekant waren tegen de "illegale bezetting van de West Bank".