De winderige steppestad, berucht om haar strenge landklimaat, werd in 1997 de hoofdstad. Het jaar daarop werd het omgedoopt tot Astana.

Nursultan Nazarbayev, de toenmalige president van Kazachstan, zei dat hij de hoofdstad dichter bij het geografische centrum van het uitgestrekte land wilde hebben. De vorige hoofdstad, Almaty, ligt dicht bij de zuidoostelijke grens.

Miljarden oliedollars hebben sindsdien de huidige hoofdstad, die in de Sovjettijd ook wel Tselinograd heette, omgetoverd tot een blitse metropool.

Toen Nazarbayev in 2019 aftrad na drie decennia aan de macht te zijn geweest, doopte zijn opvolger Kassym-Jomart Tokayev Astana om tot Nur-Sultan ter ere van de ex-leider, die na zijn aftreden ingrijpende bevoegdheden behield.

Tokajev leek echter ruzie te krijgen met Nazarbajev na gewelddadige straatprotesten over de brandstofprijzen in januari. Nazarbayev gaf zijn resterende functies op en veel van zijn familieleden verloren hun baan in de publieke sector.

Vrijdag stemde het parlement van Kazachstan voor een terugkeer naar de naam Astana door de grondwet van het land te wijzigen. Ook werd de presidentiële termijn verlengd van vijf naar zeven jaar en mochten zittende presidenten zich niet meer kandidaat stellen voor een tweede termijn.

De wijziging zal Tokajev, die onder een eerdere versie van de grondwet werd verkozen, er niet van weerhouden zich bij de komende verkiezingen kandidaat te stellen voor een tweede termijn, maar zal zijn tweede termijn verlengen als hij de stemming wint.