De aandeelhouders en schuldeisers van Banco Popular kregen woensdag een tegenslag te verwerken nadat het op één na hoogste gerechtshof van Europa zei dat ze geen recht hadden op compensatie als gevolg van de redding van de bank meer dan zes jaar geleden.

In juni 2017 organiseerde de Europese gemeenschappelijke afwikkelingsraad (SRB) een nachtelijke redding van Popular, waarbij aandeelhouders en sommige obligatiehouders verliezen leden toen de bank voor een nominale euro werd verkocht aan de grotere Spaanse rivaal Santander.

Drie jaar later zei de SRB dat aandeelhouders en schuldeisers geen recht op compensatie hadden, omdat ze in geval van liquidatie van Banco Popular geen betere behandeling zouden hebben gekregen dan die welke uit de resolutie voortvloeide.

Aandeelhouders, zoals de Mexicaanse investeerder Antonio del Valle, hebben deze beslissing aangevochten bij het Gerechtshof.

Del Valle was niet direct beschikbaar voor commentaar via de Mexicaanse kredietverstrekker BX+, waar hij erelid van de raad van bestuur is.

Tot de obligatiehouders die de rechtszaak hebben aangespannen, behoren Algebris en Anchorage Capital Group. Advocatenkantoor Quinn Emanuel, dat hen vertegenwoordigde, was niet direct beschikbaar voor commentaar.

Op woensdag verwierp het Europese Gerechtshof de aanklacht, waarbij met name de onafhankelijkheid van de taxateur in twijfel werd getrokken.

"De taxateur baseerde zich op een correcte methodologie en beging geen kennelijke fouten bij de waardering van de activa van Banco Popular," zei het hof, eraan toevoegend dat het resultaat aan het einde van een normale insolventieprocedure daarom hetzelfde zou zijn geweest als het resultaat van de afwikkeling.

Tegen de laatste uitspraak kan binnen twee maanden en 10 dagen na kennisgeving van de beslissing beroep worden aangetekend bij het Europese Hof van Justitie.

Popular had een beurswaarde van ongeveer 1,3 miljard euro op de dag dat het gered werd. Ongeveer 1,9 miljard euro aan achtergestelde en converteerbare obligaties werd ook weggevaagd.

De Spaanse en EU-autoriteiten verwelkomden de zaak als een succesvolle eerste test van de zogenaamde bail-in regels, waarbij investeerders en schuldeisers een groot deel van de kosten van een bankredding dragen.

Meer dan 40 belangrijke aandeelhouders, waaronder Del Valle, en junior obligatiehouders die door de redding van Popular werden getroffen, hadden verzocht om de resolutie van Popular nietig te verklaren, maar het op één na hoogste gerechtshof van Europa wees hun eisen in juni 2022 af.