Wie het probeert, stuit op twee structurele problemen. Om te beginnen is er de onmogelijkheid om de prijs van de betreffende grondstof te voorspellen. De schommelingen tarten immers vaak de logica. Daarnaast is er de doorgaans matige winstgevendheid van mijnbouwbedrijven, zelfs wanneer men probeert deze over een volledige cyclus te middelen.

Als we inzoomen op de goudproducenten, dan zien we ook hier een treffend voorbeeld van het bovenstaande. Tussen 2013 en 2019, een periode gekenmerkt door zeer soepele monetaire beleidsmaatregelen, schommelde het edelmetaal, dat toch als veilige haven zou moeten dienen, rond een bodemprijs van 1.250 USD per ounce.

Er was vrees voor een onderbreking van de rally die in 2019 begon als reactie op de beleidswijziging die eind vorig jaar door de centrale banken werd aangekondigd, en de daaropvolgende renteverhoging. Maar dat is niet gebeurd, en de goudprijs is blijven stijgen en doorbrak de symbolische grens van 2.000 USD per ounce.

Aan de kant van de beursgenoteerde mijnbouwbedrijven worden de aandelen van de twee grootste producenten in de goudsector - het Amerikaanse Newmont en het Canadese Barrick - verhandeld tegen koersen die min of meer vergelijkbaar zijn met hun niveaus van dertig jaar geleden. Als we de dividenduitkeringen even buiten beschouwing laten, zijn dat bijgevolg drie verloren decennia!

Het afgelopen decennium - gekenmerkt door een dieptepunt tussen 2012 en 2018, gevolgd door een stijging vanaf 2019 - was slechts een herhaling van een eeuwig déjà vu: een grillig vermogen om winst te genereren, ontoereikende rendabiliteit, gebrek aan groei en voortdurende verwatering van het aandeelhouderschap. De balans is op alle niveaus rampzalig, vooral in vergelijking met de prestaties van de SP500.

Dividenden en aandeleninkoopprogramma's samengerekend hebben Newmont en Barrick respectievelijk 9 miljard en 6 miljard USD aan hun aandeelhouders teruggegeven in de periode 2012-2022. Dit moeten wij relateren aan hun marktkapitalisatie van 48 en 42 miljard USD respectievelijk.

Aangezien het hier grondstoffen betreft, is het zinvol om deze twee grote goudproducenten even te vergelijken met een olieproducent van vergelijkbare omvang, zoals het Canadese Imperial Oil. Imperial heeft ook een beurskapitalisatie van 40 miljard USD en een verwaarloosbare schuld; het heeft ook een moeilijke cyclus doorgemaakt van 2012-2022, vooral tussen 2014 en 2021 met de daling van de olieprijs.

Echter, dit weerhield Imperial er niet van om in die periode in totaal 19 miljard USD aan zijn aandeelhouders terug te geven, twee keer zoveel als Newmont en drie keer zoveel als Barrick.