REGENXBIO Inc. kondigde aan dat op het jaarlijkse symposium van de Society for the Study of Inborn Errors of Metabolism (SSIEM) in Jeruzalem de eerste tussentijdse gegevens werden gepresenteerd van een eerste, door onderzoekers geïnitieerde studie met één patiënt van RGX-181 voor de behandeling van laat-infantiele neuronale ceroïde lipofuscinose type 2 (CLN2), een vorm van de ziekte van Batten. Samenvatting van de gegevens en veiligheidsgegevens: Een arts-onderzoeker van het Hospital de Clinicas in Porto Alegre, Brazilië, meldde de eerste resultaten van een vijfjarig kind dat een eenmalige intracisternale dosis RGX-181 kreeg. De follow-up na de toediening duurde zes maanden.

Vanaf 30 juni 2023 werd RGX-181 goed verdragen zonder ernstige bijwerkingen. De belangrijkste effectiviteitsmetingen toonden aan dat de TPP1-niveaus behouden bleven, samen met langere intervallen tussen infusies met enzymvervangingstherapie (ERT) en een vermindering van de aanvalsfrequentie met 86% gedurende zes maanden, wat leidde tot het intrekken van twee anti-epileptische medicijnen. Er werden ook bemoedigende verbeteringen in de fijne motoriek en expressieve taalvaardigheden waargenomen.

RGX-181 wordt ontwikkeld als een nieuwe, eenmalige behandeling voor de ziekte van CLN2, waarbij gebruik wordt gemaakt van de NAV AAV9-vector om het gen te leveren dat codeert voor TPP1, het enzym dat bij kinderen met de ziekte van CLN2 deficiënt is. Na toediening van een enkele intracisternale injectie is de behandeling met RGX-181 ontworpen om een duurzame bron van TPP1 te leveren, wat mogelijk leidt tot langdurige correctie van cellen in het hele CZS. In een diermodel voor de ziekte van CLN2 werd aangetoond dat behandeling met RGX-181 de TPP1-activiteit herstelt tot niveaus die hoger zijn dan die in niet-aangetaste dieren en de neurogedragsfunctie en overleving verbetert.

De omvang van de waargenomen correctie van het CZS suggereert dat RGX-181 het potentieel heeft om een belangrijke en geschikte eenmalige therapeutische optie te zijn voor patiënten met de ziekte van CLN2. Late-infantiele neuronale ceroïde lipofuscinose type 2 (CLN2), een vorm van de ziekte van Batten, is een zeldzame, bij kinderen voorkomende, autosomaal recessieve, neurodegeneratieve lysosomale opslagstoornis die wordt veroorzaakt door mutaties in het TPP1-gen. Een tekort aan TPP1-enzymactiviteit resulteert in lysosomale ophoping van opslagmateriaal en degeneratie van zenuwcellen, met name in de hersenen en het netvlies.

De ziekte van CLN2 wordt gekenmerkt door aanvallen, snelle achteruitgang van taal en motoriek, cognitieve achteruitgang, snel verlies van gezichtsvermogen en blindheid, en vroegtijdige dood halverwege de kinderleeftijd. De symptomen beginnen over het algemeen tussen twee en vier jaar met als eerste kenmerken terugkerende aanvallen (epilepsie), taalachterstand en problemen met het coördineren van bewegingen (ataxie). Er is momenteel geen behandeling voor de ziekte van CLN2.

Tot de huidige behandelingsmogelijkheden behoren een vervangende behandeling met CNS-enzymen, waarbij recombinant TPP1 tweewekelijks via een permanent geïmplanteerd apparaat in de laterale ventrikels wordt toegediend, en palliatieve zorg. Er zijn momenteel geen goedgekeurde behandelingen om de oculaire manifestaties van de ziekte van CLN2 te behandelen.