Het geschil is van symbolisch belang, vooral voor België, dat zegt de "Franse friet" te hebben uitgevonden.

Drie arbiters aanvaardden een van de bezwaren van Colombia in zijn beroep, maar bevestigden drie bevindingen van een eerder panel van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en concludeerden dat Colombia zijn rechten in overeenstemming moet brengen met de wereldwijde handelsregels.

Het WTO-panel gaf in oktober voornamelijk steun aan de Europese Unie in het geschil, dat draaide om de manier waarop de Colombiaanse autoriteiten de tarieven op ingevoerde patat berekenden.

Onder normale omstandigheden zou het beroep van Colombia zijn behandeld door de Beroepsinstantie van de WTO. Washington heeft de benoemingen echter geblokkeerd, waardoor dit orgaan geen uitspraak kan doen.

De zaak zou in een juridisch vacuüm zijn beland, tenzij een groep van meer dan 20 van de 164 leden van de WTO, waaronder de EU en Colombia, ermee had ingestemd om als tijdelijke oplossing onafhankelijke scheidsrechters toe te staan zaken te behandelen.

Colombia stelde in november 2018 antidumpingrechten van 3% tot 8% in op bevroren friet, nadat het had geklaagd dat de prijzen van deze invoer kunstmatig laag waren.

De drie landen exporteerden in 2016 voor 23 miljoen euro (18,4 miljoen dollar) diepvriesfriet naar Colombia, voordat Colombia de tarieven begon in te stellen. De rechten hebben 85% van de EU-uitvoer van bevroren friet naar Colombia getroffen.

De Europese Commissie, die toezicht houdt op de handel van de EU, beschreef de uitspraak als een overwinning en zei dat de arbiters in wezen in haar voordeel hadden beslist.

"Het is een sterk signaal aan elk land dat de uitvoer van de EU wil beperken, dat antidumpingonderzoeken volledig in overeenstemming moeten zijn met de WTO-regels", aldus de Commissie.