Met infecties die bijna dagelijks records breken nu de Omicron-variant door Europa raast, zal de groei rond de jaarwisseling waarschijnlijk een klap krijgen, ook al hebben regeringen grotendeels de slopende maatregelen vermeden die hun economieën een jaar geleden tot stilstand brachten.

Een voorbode van de pijn: de Economic Sentiment Indicator van de Europese Commissie, een belangrijke graadmeter voor de economische gezondheid van het blok, daalde in december sterker dan voorspeld naar een niveau dat voor het laatst in mei werd gezien. De vooruitzichten voor de dienstensector verslechterden aanzienlijk en ook de werkgelegenheidsverwachtingen daalden.

In Duitsland, de grootste economie van de eurozone, is de vertraging al duidelijk zichtbaar in de harde cijfers.

Knelpunten in de toeleveringsketen hebben de enorme fabriekssector van Duitsland het grootste deel van het afgelopen kwartaal tegengehouden en de industrie, waarvan gedacht werd dat ze aan het opveren was, haperde onverwacht in november.

De productie daalde met 0,2% op de maand, ondanks de verwachtingen voor een stijging van 1%, wat de mening versterkte dat de grootste economie van Europa in het vierde kwartaal van 2021 tot stilstand kwam, zonder dat er maandenlang enige verbetering in zicht was.

"Helaas is dit waar de opleving van de Duitse industrie voorlopig stopt. De vierde golf van de pandemie en Omicron zouden de industriële activiteit terug in winterslaap moeten sturen," zei ING-econoom Carsten Brzeski.

"Het zal tot de lente duren voordat de Duitse industrie weer op een volledig duurzaam herstelpad zit."

Een zeldzaam lichtpuntje voor het blok was de onverwachte stijging van de detailhandel in november, wat erop wijst dat in ieder geval de consumenten optimistisch blijven voor het kerstinkopenseizoen.

Het probleem is dat de zware uitgaven van huishoudens, die het afgelopen jaar door de beperkingen gedwongen werden om geld te sparen, de consumentenprijzen naar nieuwe records stuwen.

De inflatie bereikte vorige maand onverwachts 5%, een recordhoogte voor het 19 landen tellende valutagebied en een ongemakkelijk cijfer voor de Europese Centrale Bank, die de prijsdruk consequent heeft onderschat.

Toen de economie zich vorig jaar herstelde van de eerste pandemische schok, nam de prijsgroei een hoge vlucht, vooral doordat de olie- en gasprijzen stegen.

De opwaartse druk werd nog versterkt doordat knelpunten in de toeleveringsketen de beschikbaarheid van consumentenproducten beperkten, terwijl huishoudens, graaiend in het geld dat ze hadden opgestapeld, begonnen uit te geven aan van alles, van nieuwe auto's tot restaurantmaaltijden.

Hoewel de meeste van deze inflatieverhogende factoren tijdelijk zijn, twijfelen velen, waaronder een aantal invloedrijke beleidsmakers, aan het goedaardige verhaal van de ECB dat de prijsgroei tegen het einde van het jaar weer onder haar doelstelling van 2% zal liggen.

Een deel van hun bezorgdheid is dat de stijgingen van de onderliggende prijzen - of inflatie exclusief de volatiele voedsel- en brandstofprijzen - ook boven de doelstelling liggen, wat suggereert dat sectoren die de afgelopen tien jaar een zwakke inflatie kenden, zich nu aanpassen.

Toch is het onwaarschijnlijk dat de ECB, die haar stimuleringsmaatregelen pas een paar weken geleden heeft uitgebreid, haar beleidsstandpunt voor maart zal herzien, vooral omdat Omicron de vooruitzichten vertroebelt.

Er was een sprankje goed nieuws voor de centrale bank in het sentimentonderzoek van de Commissie, toen ondernemers in de eurozone vorige maand voor het eerst in meer dan een jaar hun verwachtingen voor prijsstijgingen terugschroefden.