China zit in zwaar weer. Het land was jarenlang de motor van de wereldeconomie maar staat nu meer in de schaduw dan ooit. Zonder alle redenen op te sommen die hebben geleid tot deze situatie, kunnen we wijzen op een oververhitte bouwmarkt, een beleid dat zijn technologische koplopers wat verwaarloost, en een handelsoorlog met de VS die duidelijk zijn sporen nalaat. Uiteindelijk bedroeg de industriële productie in juli 3,7 %, terwijl er 4,3 % werd verwacht. De detailhandelsverkopen zakten naar 2,5 % tegenover een voorspelde 4 %. De vastgoedsector zit in zwaar weer en de deflatoire druk neemt toe. Om de kwakkelende groei te stimuleren, heeft de Volksbank van China haar korte en middellange rente verlaagd met respectievelijk 10 en 15 basispunten. Dit lijkt echter verre van voldoende om het herziene groeidoel van 5 % voor het jaar te halen.

(bron: Bloomberg)

In de ontwikkelde economieën is de situatie erg verschillend. Na de publicatie van de notulen van de Fed beginnen beleggers te beseffen dat de Amerikaanse centrale bank wellicht nog niet klaar is met haar monetaire verkrappingscyclus. Wat inflatie betreft, lijkt de periode van voorspoed ten einde: de basisfactor is niet langer gunstig, terwijl de inflatie de laatste maanden gestaag is gestegen, zodanig dat de komende statistieken waarschijnlijk een jaarstijging zullen laten zien. En dat is zonder rekening te houden met de recente stijging van de olieprijs, die nog niet is verwerkt in de laatste cijfers. Een verdere stijging van de obligatierendementen, die momenteel hun hoogtepunt van afgelopen oktober testen op 4,33 % voor de Amerikaanse obligaties op tien jaar, zal waarschijnlijk druk uitoefenen op aandelen. September zou wel eens zijn status als slechtste maand van het jaar qua beursprestaties kunnen bevestigen.