Het in Luxemburg gevestigde Gerecht verwierp de argumenten van het Verenigd Koninkrijk en steunde het besluit van de Europese Commissie van 2019, dat dateert van vóór de uittreding van Groot-Brittannië uit de Europese Unie.

De zaak was een van de vele zaken in het kader van het optreden van de uitvoerende macht van de EU tegen "sweetheart"-belastingdeals die de EU-landen aan multinationals aanbieden, waarvan de meest in het oog springende de belastingregeling van Apple met Ierland was.

De Commissie, die optreedt als de mededingingswaakhond van de EU, zei dat de Britse Controlled Foreign Company (CFC)-regels, die bedoeld zijn om bedrijven aan te trekken hun hoofdkantoor in Groot-Brittannië te vestigen en om Britse bedrijven ervan te weerhouden naar het buitenland te verhuizen, deze bedrijven een onwettig voordeel verschaften.

Groot-Brittannië en ITV, gesteund door de London Stock Exchange, gingen vervolgens in beroep tegen het besluit van de EU.

"De Commissie heeft geen vergissing begaan door vast te stellen dat de litigieuze vrijstellingen de begunstigden ervan een selectief voordeel hebben verschaft, en bijgevolg moeten alle daarop betrekking hebbende middelen worden afgewezen," aldus het Gerecht.

De partijen kunnen bij het Hof van Justitie van de EU (HJEU) in beroep gaan over rechtsvragen.

De Commissie heeft niet aangegeven welke ondernemingen van de regeling hebben geprofiteerd. BBA Aviation, Chemring, Daily Mail & General, Diageo, Euromoney, Inchcape, Meggitt, Smith & Nephew en WPP hebben het EU-onderzoek echter in hun rekeningen vermeld.

De zaken zijn T-363/19 en T-456/19.