De strijd van Groot-Brittannië tegen een bevel van de EU om miljoenen euro's terug te vorderen van de London Stock Exchange, ITV en andere multinationals die hebben geprofiteerd van een illegale vrijstelling in een Brits belastingstelsel, kreeg woensdag een steuntje in de rug van een adviseur van Europa's hoogste gerechtshof.

Advocaat-generaal Laila Medina van het in Luxemburg gevestigde Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) zei dat rechters het besluit van de Europese Commissie uit 2019 tegen de onwettige belastingvrijstellingen die het Verenigd Koninkrijk tussen 2013 en 2018 aan bepaalde multinationals heeft verleend, nietig moeten verklaren.

De Commissie, die optreedt als handhaver van de mededingingsregels in het blok van 27 landen, zei dat de Britse regels voor Controlled Foreign Company (CFC), die bedoeld zijn om bedrijven aan te trekken om hun hoofdkantoor in Groot-Brittannië te vestigen en om Britse bedrijven te ontmoedigen om naar het buitenland te verhuizen, deze bedrijven een illegaal voordeel gaven.

De beslissing werd genomen voordat Groot-Brittannië zich uit de EU terugtrok. Een lager gerechtshof bevestigde het besluit van de Commissie in 2022 na een beroep door de Britse regering en ITV.

Groot-Brittannië, ITV en twee bedrijven van de London Stock Exchange Group gingen vervolgens in beroep bij het HvJEU.

Hofadviseur Medina bekritiseerde de juridische fouten van de uitvoerende macht van de EU en het Gerecht.

"Zowel de Commissie als het Gerecht hebben blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting toen zij van mening waren dat de regels voor Controlled Foreign Company (CFC), in plaats van het algemene Britse vennootschapsbelastingstelsel als geheel, het juiste referentiekader waren om te onderzoeken of er een selectief voordeel was verleend," zei ze.

"De CFC-regels kunnen namelijk alleen volledig worden begrepen wanneer het Britse vennootschapsbelastingstelsel in zijn geheel wordt bekeken."

Rechters, die de komende maanden een uitspraak zullen doen, volgen doorgaans de meerderheid van dergelijke niet-bindende meningen.

De gevoegde zaken zijn C-555/22 P, C-556/22 P en C-564/22 P | Verenigd Koninkrijk tegen Commissie en Anderen. (Verslaggeving door Foo Yun Chee; Bewerking door Angus MacSwan)