Er is al veel geschreven over Kering, ook door ons bij de publicatie van de vorige resultaten.

Laten we echter opnieuw de oefening doen die we vorige week met Teleperformance SE al deden. Je ziet dan dat de cijfers een ander verhaal vertellen. Aangezien — te oordelen naar de reacties van lezers — de formule in de smaak lijkt te vallen, wagen we ons aan een kleine feitelijke terugblik op het traject van de luxegroep.

Beleggers die Kering volgen en misschien overwegen om tegen de stroom in te beleggen, hebben mogelijk houvast aan de volgende punten. Over het laatste decennium:

1. verdubbelde Kering zijn omzet en steeg de winst per aandeel met een factor zes, het dividend met een factor drie;

2. schommelde de rendabiliteit van het eigen vermogen rond een gemiddelde van 17 %, zonder gebruik te maken van leverage — wel integendeel;

3. schommelde de waardering rond een gemiddelde van 17 keer de operationele winst, met een piek van 32 keer en een dieptepunt dat thans op 9 keer ligt;

4. is van de 18 miljard € aan gegenereerde vrije kasstromen over de periode, netto na desinvesteringen, 7 miljard € geïnvesteerd in overnames en is 11 miljard € teruggevloeid naar de aandeelhouders, waarvan 9 miljard € in de vorm van dividend en 2 miljard € in de vorm van aandeleninkopen;

5. is het dividend — momenteel 3,8 % — altijd comfortabel gedekt door de vrije kasstroom. Vorig jaar vertegenwoordigde het 57 % daarvan.

Zeker, het probleem met de beurs is dat men zelden wordt betaald om te beschrijven wat men in de achteruitkijkspiegel ziet; het gaat er juist om de volgende bocht te voorspellen. Maar toch: de geschiedenis van Kering pleit in het voordeel van het bedrijf.