In een brief die dinsdagavond in de federale rechtbank in Manhattan werd ingediend, zei Ben & Jerry's dat het van plan is tegen 27 sept. een gewijzigde klacht in te dienen, waarop Unilever tegen 1 nov. zou moeten antwoorden.

Unilever heeft ingestemd met het tijdschema, aldus de brief. Haar antwoord op de oorspronkelijke klacht van Ben & Jerry's had dinsdag moeten zijn.

Ben & Jerry's had op 5 juli geklaagd, zeggende dat de verkoop van het Israëlische bedrijf aan de plaatselijke licentiehouder Avi Zinger de overeenkomst van Unilever uit 2000 om het in Burlington, Vermont gevestigde bedrijf te kopen, schond, omdat het de verkoop van ijs op de West Bank zou toestaan.

In juli 2021 besloot Ben & Jerry's de verkoop in de door Israël bezette Palestijnse gebieden te beëindigen, en noemde het "onverenigbaar" met de progressieve waarden en sociale missie die het bedrijf behield uit te dragen. Dat besluit leidde tot een reactie tegen Unilever, waaronder desinvesteringen door pensioenfondsen van het consumptiegoederenbedrijf en beschuldigingen van antisemitisme door sommige Joodse groeperingen.

Op 22 augustus zei U.S. District Judge Andrew Carter in Manhattan dat Ben & Jerry's geen verbod op de verkoop aan Zinger verdiende, omdat het niet kon aantonen dat het onherstelbare schade zou lijden. De rechter deed geen uitspraak over de gegrondheid van de rechtszaak.

Unilever heeft gezegd dat Ben & Jerry's geen macht had om de verkoop, die al gesloten is, tegen te houden of ongedaan te maken.