Leden van de Europese Unie botsten deze week over voorstellen om subsidies voor kolencentrales te verlengen en konden het niet eens worden over geplande nieuwe regels voor de energiemarkt van het blok, die in wanorde is sinds de Russische invasie van Oekraïne vorig jaar.

De meningsverschillen gingen vooral over het verlengen van subsidies voor kolencentrales om capaciteit stand-by te houden om black-outs te voorkomen, waarbij Polen werd genoemd als een belangrijke regionale energieproducent die negatieve gevolgen zou kunnen ondervinden als de subsidies zouden worden geschrapt.

Polen mag dan wel de meest steenkoolafhankelijke economie van Europa zijn, met ruwweg 70% elektriciteit uit steenkool, maar het is zeker niet de enige economie van Europa die er belang bij heeft om de levensduur van zijn elektriciteitscentrales te verlengen.

Negen andere Europese landen waren vanaf 2022 voor meer dan 10% van hun elektriciteitsopwekking afhankelijk van steenkool, waaronder Duitsland, Nederland, Roemenië, Turkije, Tsjechië en Griekenland, volgens gegevens van Ember.

Zo'n brede geografische en ontwikkelingsspanne van naties maakt het duidelijk dat de onderhandelaars van de Europese Unie verder zullen moeten kijken dan Polen wanneer ze steun zoeken voor maatregelen die het gebruik van steenkool in de regio uitfaseren.

ZWARE GEBRUIKERS

Duitsland heeft het grootste aantal kolencentrales in Europa, met 53 faciliteiten die zijn opgenomen in het EU-emissiehandelssysteem (EU ETS), zo blijkt uit gegevens van Ember.

Het EU ETS heeft als doel om de totale koolstofuitstoot te beperken door landen en bedrijven toe te staan om emissierechten te verhandelen tussen ETS-leden tot een bepaalde limiet, die na verloop van tijd zal worden verlaagd.

Duitsland is ook de grootste uitstoter van kolengestookte centrales in Europa, met een uitstoot van iets meer dan 180 miljoen ton kooldioxide en equivalente gassen uit kolen die in 2022 31% van de elektriciteit produceerden, zo blijkt uit gegevens van Ember.

Het is misschien verrassend dat Duitsland tijdens de vergadering van deze week een belangrijke tegenstander van het voorstel voor kolensubsidie was, grotendeels vanwege de ambitieuze toezegging van het land om het gebruik van fossiele brandstoffen geleidelijk af te bouwen en de komende jaren schone energiebronnen op te bouwen.

Maar wat nog belangrijker is, is dat Duitsland als grootste economie van Europa over de grootste overheidsgelden beschikt voor energietransitie-inspanningen en dus in een veel betere positie verkeert dan veel andere lidstaten om de hoge kosten van het in recordtijd aanpassen van energiesystemen te dragen.

Polen daarentegen bevindt zich in een minder goede positie voor een snelle revisie van de energiesector.

Polen heeft het op één na grootste aantal centrales in het EU ETS-systeem (42), is de op één na grootste vervuiler van steenkool (125 miljoen ton CO2 in 2022), maar heeft volgens de Wereldbank minder dan de helft van het bruto binnenlands product van Duitsland per hoofd van de bevolking.

Polen is ook de thuisbasis van de Belchatow-krachtcentrale, veruit de grootste thermische kolencentrale van Europa, die alleen al in 2022 meer dan 35 miljoen ton CO2 uitstoot.

Maar Belchatow produceert ook ongeveer 20% van de elektriciteit van het land, en is dus emblematisch voor de uitdagingen waar EU-bureaucraten voor staan als ze een plan proberen te smeden om de regio snel van steenkool af te helpen en tegelijkertijd de economische activiteit te ondersteunen.

De productie-economie van Polen betekent dat het land een hogere koolstofintensiteit heeft dan andere grote Europese economieën, en lage bedrijfskosten zijn cruciaal voor het concurrentievermogen van het land.

Dat betekent dat een snelle sluiting van kolengestookte centrales in Polen ernstige economische schade zou kunnen veroorzaken, tenzij er tegelijkertijd een evenredige hoeveelheid schone energie online wordt gebracht, wat gezien de hoge kosten een hele uitdaging is.

EU-beleidsmakers zijn zich bewust van de benarde situatie waarin Polen verkeert en proberen plannen te ontwikkelen die aanvaardbaar zijn voor zowel Polen als de bredere EU-gemeenschap.

Maar uit de mislukte besprekingen van deze week blijkt duidelijk dat alle partijen nog niet op één lijn zitten.

MIDDELWICHTS

Andere Oost- en Zuid-Europese landen vormen ook een zware test voor beleidsmakers.

Tsjechië, voorheen Tsjechië, heeft 19 kolengestookte centrales in het EU-ETS die in 2022 samen 34 miljoen ton CO2 uitstoten. Het land was in 2022 voor 43% van zijn elektriciteit afhankelijk van steenkool.

Bulgarije, dat vorig jaar voor 42% van zijn elektriciteit afhankelijk was van steenkool, heeft vijf centrales in het EU-ETS die vorig jaar 23,8 miljoen ton hebben uitgestoten.

Turkije, dat geen lid is van de EU en dus niet deelneemt aan het EU-ETS, is voor meer dan een derde van zijn elektriciteit afhankelijk van steenkool en heeft volgens Global Energy Monitor (GEM) naar schatting 77 kolengestookte elektriciteitscentrales in het land.

Slovenië en Roemenië zijn ook sterk afhankelijk van steenkool, terwijl zelfs rijkere West-Europese kampioenen van de ontwikkeling van schone energie, zoals Nederland en Italië, onlangs gedwongen werden om het aandeel van steenkool in de elektriciteitsopwekking op te voeren vanwege de onrust op de gasmarkt.

Met zo'n groot aantal landen die afhankelijk blijven van steenkool voor hun dagelijkse energiebehoeften en niet in staat zijn om het gebruik van steenkool snel af te bouwen zonder de energiemarkt te verstoren, is het duidelijk dat Polen niet de enige steenkoolhouder is waar EU-beleidsmakers mee te maken krijgen wanneer de besprekingen hervat worden.

< De hier geuite meningen zijn die van de auteur, een columnist voor Reuters.>