Het bureau voor de statistiek van de Europese Unie, Eurostat, zei dat de consumentenprijzen in de 19 landen die de euro delen in december met 0,4% op maandbasis zijn gestegen, wat neerkomt op een sprong van 5,0% op jaarbasis, evenveel als de oorspronkelijke raming die op 7 januari werd gepubliceerd.
Energie was verantwoordelijk voor 2,46 procentpunt van de totale stijging op jaarbasis en duurdere diensten voor 1,02 procentpunt. Niet-energetische industrieproducten voegden 0,78 punt toe en voedingsmiddelen, alcohol en tabak samen nog eens 0,71 punt.
Zonder de volatiele energie- en voedselprijzen, of wat de Europese Centrale Bank kerninflatie noemt, stegen de prijzen met 0,4% op maandbasis en met 2,7% op jaarbasis. Een nog smallere maatstaf, ook zonder alcohol en tabak, liet een prijsstijging zien van 2,6% j-o-j.
De ECB wil de inflatie op middellange termijn op 2% houden, maar zij heeft de prijsdruk steeds onderschat en is daarover onder vuur komen te liggen van sommige van haar eigen beleidsmakers.
Nu de economie zich snel herstelt van de herhaalde blokkades als gevolg van de COVID-19 pandemie, hebben de energieprijzen een hoge vlucht genomen, waardoor de ECB - die enkele maanden geleden slechts een minieme inflatiestijging had voorspeld - overrompeld werd.
De opwaartse druk werd nog versterkt door knelpunten in de toeleveringsketen, doordat de gezinnen met gespaard geld hun uitgaven aan alles, van nieuwe auto's tot restaurantmaaltijden, sterk verhoogden.
De meeste van deze inflatie-aanjagers zijn tijdelijk, zodat de prijsdruk uiteindelijk zou moeten afnemen. Maar de meningen lopen uiteen over hoe snel de inflatie zal dalen en waar zij zich waarschijnlijk zal vestigen zodra de economie zich aan een nieuwe norm heeft aangepast.
De ECB verwacht dat de inflatie eind dit jaar weer onder de 2% zal liggen, maar een groot aantal invloedrijke beleidsmakers trekt dit in twijfel en waarschuwt dat de risico's in de richting van hogere cijfers gaan en dat de waarden boven de streefcijfers tot volgend jaar kunnen aanhouden.
