Ondanks het ruime gebruik van bijkomende financieringsbronnen sinds het begin van de coronacrisis blijven vele bedrijven kampen met liquiditeitsproblemen. Zo geeft bijna een derde van de respondenten aan dat ze liquiditeitsproblemen hebben en zegt 20 % van de respondenten dat ze maximaal drie maanden aan hun huidige financiële verplichtingen zullen kunnen voldoen zonder afhankelijk te zijn van een extra kapitaalinjectie of extra leningen. Deze cijfers zijn evenwel voor de tweede maand op rij verbeterd, na een sterke verslechtering in november. Liquiditeitsproblemen komen tot slot vooral voor bij zelfstandigen en kleine ondernemingen tot 10 werknemers, namelijk voor 40 % van de respondenten.

De perceptie van het faillissementsrisico blijft in de meeste sectoren vrijwel onveranderd ten opzichte van december en daalt op geaggregeerd niveau slechts licht. In januari bedroeg het aandeel van de bevraagde ondernemingen die een faillissement waarschijnlijk of zeer waarschijnlijk achten 9 %, een minieme daling ten opzichte van de vorige enquête (10 %). Het aandeel van ondernemingen die aangaven dat ze een faillissementsprocedure volgden of in de komende zes maanden zouden opstarten, bleef stabiel op 6 %. Dat cijfer bedraagt 9 % voor de zelfstandigen en kleine ondernemingen, zodat ook het faillissementsrisico voor deze groep duidelijk hoger is.

De vooruitzichten voor de arbeidsmarkt verbeteren in 2021, al blijven ze heel slecht voor de zwaarst getroffen bedrijfstakken

De uit de enquête ingewonnen informatie betreffende de arbeidsmarkt ligt in de lijn van het verloop van en, vooral, de wat betere vooruitzichten voor de omzet op middellange termijn. Ten eerste is het beroep op de tijdelijke werkloosheid volgens de enquêtegegevens gedaald van 10 % van de werkgelegenheid in de private sector in december tot nog 7 % op dit moment. Die ontwikkeling is vooral terug te vinden bij de bedrijfstakken die een omzetherstel rapporteren in januari, namelijk de niet-voedingswinkels, de groothandel en de vastgoedactiviteiten.

Voor 2021 zijn de vooruitzichten voor de werkgelegenheid in de particuliere sector daarenboven verbeterd; het verwachte banenverlies op geaggregeerd niveau is quasi volledig verdwenen: van 23.000 eenheden (of 0,9 % van de private werkgelegenheid) in de enquête van december tot 1.800 eenheden (of 0,1 % van de private werkgelegenheid) in de enquête van januari. De voor 2021 verwachte quasi-stabiliteit van de werkgelegenheid in de private sector is het resultaat van de verwachte nettobanencreatie in bedrijfstakken zoals de informatie en communicatie, de bouw, de industrie en de ondersteunende diensten, die een verwachte nettobanenverlies compenseren in de zwaar getroffen sectoren, zoals de horeca, de sector vervoer en logistiek, de handel en de sector kunst, amusement en recreatie. De uiteindelijke impact op de werkgelegenheid zal dus ook afhangen van het succes waarmee het arbeidsmarktbeleid transities tussen bedrijfstakken zal kunnen faciliteren.

Voor 2020 rapporteren de respondenten wel nog een banenverlies met 2,0 %. Daarom blijft de totale impact van de coronacrisis op het aantal werknemers in de private sector sterk negatief. Hierbij dient opgemerkt dat de maandelijkse resultaten voor de enquêtevraag naar de werkgelegenheidsverwachtingen heel volatiel zijn en dus mogelijk compositie-effecten weerspiegelen. Bovendien hebben deze cijfers enkel betrekking hebben op de werknemers en omvat de totale impact op de werkgelegenheid in de private sector ook de zelfstandigen die door de coronacrisis failliet zullen gaan.

Attachments

  • Original document
  • Permalink

Disclaimer

National Bank of Belgium published this content on 19 January 2021 and is solely responsible for the information contained therein. Distributed by Public, unedited and unaltered, on 19 January 2021 09:05:01 UTC