De inflatie in de eurozone is in april zoals verwacht stabiel gebleven, maar een cruciale indicator voor de onderliggende prijsdruk is vertraagd, waardoor het toch al sterke pleidooi voor een renteverlaging door de Europese Centrale Bank in juni nog is versterkt.

De ECB heeft bijna een renteverlaging beloofd op 6 juni, op voorwaarde dat er geen onaangename verrassing komt in de loon- of prijsontwikkelingen, en de gegevens van dinsdag blijven consistent met het pad dat de bank zag in haar laatste projectieronde in maart.

De inflatie in de 20 landen die de euro als munt hebben, bedroeg in april 2,4%, evenveel als in maart en in overeenstemming met de verwachtingen voor een stabiele stand in een peiling van Reuters onder analisten.

De kerninflatie, waarbij de volatiele voedsel- en energieprijzen en de prijzen van alcohol en tabak buiten beschouwing worden gelaten, een belangrijke maatstaf die beleidsmakers in de gaten houden om de duurzaamheid van de prijsdruk te meten, vertraagde van 2,9% naar 2,7%, zo bleek uit gegevens van Eurostat, het statistiekbureau van de EU.

De nauwlettend in de gaten gehouden inflatie in de dienstensector, die sinds het begin van het jaar op 4% bleef steken, nam af tot 3,7%, hoewel veel hiervan te maken kan hebben met het vroege tijdstip van Pasen en beleidsmakers zeggen dat de snelle loonstijging, de belangrijkste component van de kosten in de dienstensector, een punt van zorg blijft.

De inflatie is het afgelopen jaar sneller gedaald dan de ECB had gehoopt, dus mogelijke renteverlagingen domineren al maanden de discussie, ook al zeggen beleidsmakers dat ze nog steeds op zoek zijn naar meer geruststellende gegevens, vooral over de lonen.

De ECB verhoogde de rente in 2022 en 2023 in het snelste tempo ooit om de op hol geslagen prijzen te bestrijden, maar houdt de depositorente sinds september stabiel op 4% met het argument dat het genoeg heeft gedaan om de vraag te beperken en de prijsdruk te doven.

Toch lijken sommige beleidsmakers terug te komen op eerdere opmerkingen dat de renteverlaging van juni gevolgd zou moeten worden door een reeks maatregelen, omdat de inflatie ergens in 2025 goed op weg was naar de doelstelling van 2%.

De toegenomen voorzichtigheid wordt gevoed door de stijgende energiekosten en de toegenomen geopolitieke spanningen, die de scheepvaart dreigen te verstoren en de grondstofprijzen dreigen op te drijven, een risico voor een grote open economie die afhankelijk is van handel en de invoer van grondstoffen.

Maar onverwacht hoge inflatiecijfers in de Verenigde Staten kunnen een grotere zorg zijn, omdat dit renteverlagingen door de Amerikaanse Federal Reserve kan vertragen.

Hoewel de ECB volhoudt dat ze onafhankelijk is, dicteren de bewegingen van de Fed de richting van de wereldwijde financieringsvoorwaarden en een groter renteverschil zou de euro verzwakken en de geïmporteerde inflatie opdrijven. Het zou ook de langetermijnrente in de eurozone opdrijven, waardoor een deel van het werk van de ECB om de leenkosten te verlagen, teniet wordt gedaan.

Toch beweren beleidsmakers dat het geen probleem is om de Fed een stap of twee voor te zijn en dat er alleen problemen ontstaan als de versoepeling van de Fed over een langere periode wordt uitgesteld of als de hogere Amerikaanse inflatie ook naar de eurozone wordt geëxporteerd. (Verslag door Balazs Koranyi)