Horizon Therapeutics plc kondigt de publicatie aan van een nieuwe analyse van de N-MOmentum klinische studie van UPLIZNA die het nut aantoont van een robuust beoordelingsproces dat de besluitvorming over klinische zorg bij neuromyelitis optica spectrum disorder (NMOSD) zou kunnen verbeteren door middel van een nauwkeurigere en consistentere beoordeling van ziektegerelateerde aanvallen. Deze bevindingen zijn gepubliceerd in het Multiple Sclerosis Journal. NMOSD wordt gekenmerkt door terugkerende invaliderende aanvallen, die vaak leiden tot blijvende invaliditeit.

Het goed definiëren van NMOSD-aanvallen is essentieel om beslissingen over behandeling te kunnen nemen, maar er zijn geen universeel geaccepteerde criteria voor een nauwkeurige en objectieve diagnose van NMOSD-aanvallen. De N-MOmentum pivotal trial, die aantoonde dat UPLIZNA het risico op aanvallen die geassocieerd worden met de ziekte verminderde, introduceerde een nieuwe aanpak voor de analyse van aanvallen. Aanvallen werden beoordeeld door een beoordelingscommissie (AC, bestaande uit twee neuroftalmologen).

De aanpak werd herzien op basis van richtlijnen van de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA). Het proces evalueerde 18 vooraf gedefinieerde criteria (voor optische neuritis, myelitis en hersenen/hersenstamdomeinen). Domeinspecifieke MRI-beoordeling werd uitgevoerd in scenario's waarbij de klinische bevindingen bepalend waren.

Deze analyse beoordeelde de nauwkeurigheid van de aanvalsbeoordelingscriteria ten opzichte van een retrospectieve beoordeling van MRI (voor de aanvallen waarbij MRI niet werd beoordeeld) en beoordeelde de biomarker serum gliaal fibrillair zuur proteïne (sGFAP, een structureel filamenteiwit dat vrijkomt na letsel van het centrale zenuwstelsel). Van de 230 deelnemers aan het onderzoek deden zich 64 door deelnemers gemelde neurologische voorvallen voor; 51 hiervan (80%) werden door de onderzoekers van het onderzoek als aanvallen beschouwd en daarvan werden er 43 (84%) onafhankelijk bevestigd door de AC. Het gebruik van gedetailleerde, vooraf gedefinieerde criteria maakte betrouwbare en reproduceerbare vaststellingen mogelijk, aangezien slechts 16% van de door onderzoekers vastgestelde aanvallen werd afgewezen na beoordeling door de AC en geen enkele door onderzoekers afgewezen aanvalsbeslissing door de AC werd teruggedraaid.

MRI- en sGFAP-biomarkerbevindingen zorgden voor extra specificiteit in het aanvalsbeoordelingsproces. Er werden nieuwe domeinspecifieke laesies gevonden in 90% van de beoordeelde aanvallen waarvoor MRI-gegevens beschikbaar waren, en het gebruik van MRI zorgde voor de bevestiging van 33% van de beoordeelde aanvallen waarvoor de klinische bevindingen geen uitsluitsel gaven. Verder werden verhoogde concentraties sGFAP (> 2-voudige gemiddelde verandering ten opzichte van de uitgangswaarde) waargenomen in meer dan de helft (56%) van de beoordeelde aanvallen, wat de potentiële rol van sGFAP in NMOSD-aanvallen versterkt en het gebruik van sGFAP-metingen in de klinische zorg ondersteunt.

Belangrijk is dat sGFAP-verhogingen aanzienlijk minder vaak voorkwamen bij met UPLIZNA behandelde deelnemers dan bij degenen die placebo kregen, in overeenstemming met eerdere bevindingen die de effectiviteit van UPLIZNA bij het verlagen van sGFAP-spiegels aantoonden.