De U.S. Equal Employment Opportunity Commission (EEOC) diende deze week een "friend-of-the-court" brief in ter ondersteuning van een beroep van Thomas Liu, een Aziatisch-Amerikaanse die voor Uber reed in San Diego, Californië, en beweert dat het beoordelingssysteem met vijf sterren ten onrechte berust op beoordelingen van passagiers die partijdig kunnen zijn.

Een federale rechter in San Francisco zei vorig jaar dat Liu niet kon bewijzen dat het systeem van Uber een discriminerend effect had op niet-blanke chauffeurs, bij gebrek aan statistisch bewijs.

Maar de EEOC vertelde maandag in haar brief aan het 9e U.S. Circuit Court of Appeals in San Francisco dat het bewijs dat Liu had voorgelegd, waaronder een enquête die zijn advocaten hadden gehouden onder duizenden Uber-chauffeurs, voldoende was om de zaak voor de rechter te brengen. Uit de enquête bleek dat minderheden aanzienlijk meer kans liepen om van Uber te worden geschrapt omdat ze een lage waardering hadden.

De rechter had gezegd dat het onderzoek ontoereikend was omdat het alleen mensen ondervraagde die, zoals Liu, niet voor Uber mochten rijden en niet de hele populatie Uber-chauffeurs.

Uber, dat heeft ontkend dat zijn beoordelingssysteem discriminerend is, reageerde woensdag niet op een verzoek om commentaar.

De advocaat van Liu, Shannon Liss-Riordan, zei dat de brief van de commissie belangrijk was omdat het erkent dat eisers geen sluitend statistisch bewijs nodig hebben om hun discriminatieclaims te kunnen indienen.

De betrokkenheid van het EEOC bij een zaak kan overtuigend zijn voor rechtbanken omdat het agentschap de taak heeft federale antidiscriminatiewetten te interpreteren. De commissie dient doorgaans alleen briefings in beroepszaken in waarin belangrijke kwesties aan de orde worden gesteld die waarschijnlijk in toekomstige rechtszaken zullen opduiken.